Hoeceine is een berberboer die in de vallei van de Ounila zijn tuintjes bewerkt. Op Middeleeuwse wijze worden de kleine perceeltjes vruchtbare grond geploegd, geharkt en beplant. Irrigatiekanaaltjes bevloeien de ommuurde lapjes op regelmatige tijdstippen. De watermeester waakt over het juiste verloop van de bevloeiing.
Hoeceine heeft een vrouw en 6 kinderen, waarvan het jongste, een jongen, nog naar school gaat. De oudere broer doet het hardere werk in de tuintjes.De meisjes helpen hem of werken mee met de moeder in huis. De oudste zoon, Hassan, was voorbestemd om verder te studeren, maar zijn hoofd was iets “te klein”, zoals zijn vader het vrij plastisch kon uitdrukken. Hij trok dan maar met hem de tuintjes in. Altijd waren ze samen, Hoeceine en Hassan, wat al snel tot naamsverwisseling of-verbastering leidde. Hoeceine bleek daarenboven een vrij koppige kerel, moeilijk in de omgang met anderen, autoritair naar de kinderen,…Na enige tijd werden ze gewoon Azijn en Azzan genoemd. De ezel noemden ze “l’Ane”, de hond had geen naam. Die hoorde bij de ezel.
De tijd verstreek, langzaam weliswaar. Azzan werkte niet graag in de tuinen en moest dan maar in het leger. De dochters werden 1 voor 1 uitgehuwelijkt en ook dat bracht geld in het laatje. De hemel leek op te klaren voor Azijn en af en toe verscheen er een glimlach op zijn met diepe groeven doorkerfd en bruingebrand gelaat.
Hij nam het besluit een nieuw huis te bouwen. Een berberkasteel uit aarde rees boven de vallei uit. Als een echte kasteelheer stond hij vaak op zijn terras en overschouwde hij de vallei, het dorp, zijn landerijen. Niks ontging hem en dat bleek niet zo goed voor zijn iets te zwakke zenuwstelsel. Een tak verdween uit zijn tuin, er liep wel eens een schaap over zijn grond…. De zuurtegraad steeg weerom en Azijn werd al snel zijn ouwe zelf.
“Vinaigre est parti”, roept de ouwe Fransman uit Bretagne, die hier gepensioneerd zijn dagen met rode wijn doorspoelt, me en passant toe. In december is er een verschrikkelijke storm door de vallei geraasd. Daken, muren, zelfs hele huizen werden vernield, weggespoeld. Het berberkasteel, hoog boven de vallei tegen de berg aangebouwd, werd door water en slijk meegesleurd. Azijn beleefde de ergste nachtmerrie van zijn leven, die nacht.


Het hele gezin overleefde de ramp, verkocht hebben en houden in het dorp en verhuisde naar een banlieue in de dichtstbijzijnde stad.
Het kleine dorp herademt. De middeleeuwen zijn voorbij. L’Eau est arrive, electriciteit ook en sinds die rampzalige decembernacht verschijnt de cement in het straatbeeld. Huizen worden opgetrokken in B2-blokken, muren beplijsterd met het grijze goedje. Dit overkomt hen geen tweede keer. Misschien een reden voor Azijn om terug te keren…