‘Ik ga nog efkes mijn vrouw afslagen’, zegt de eenzame drinker in De Dagschotel op de Grote Markt van Westerlo recht tegenover Hotel Geerts, na het weghijsen van enkele biertjes. De schotel van de dag, afhankelijk van de goesting van de huiskok, bestaat uit een grijze, bittere witloofsoep, gevolgd door een cordon bleu geflankeerd door een portie snijboontjes uit blik en gebakken nieuwe patatjes. Het desert is een voltreffer van mangocrème en iets anders, getopt met een stevige portie slagroom. ‘De mango’s zijn in Afrika beter’, vult de vrouw des huizes aan, ‘hier rijpt dat fruit niet en dan is de smaak weg’. Hetzelfde zouden we kunnen zeggen van de wat zurige conservenbliksmaak van de snijboontjes.
Via Monastica.
Abdijen die leven van bier en toeristen of omgekeerd, zien een eenzame, wandelende pelgrim in tijden van covid-19 als een potentiële superverspreider van het virus. Het is om deze reden dat we ons verplicht op Belgisch grondgebied houden en kiezen voor de Via Monastica. Dat van die abdijen ontdekken we pas gaandeweg.
Op een zonnige ochtend stappen we welgemutst en licht bepakt vanuit Hove langs het Uilenbos en de spoorweg van Lint naar Lier. We bereiken het centrum van deze stad 1,5u later en laten de eerste stempels in onze boekjes zetten. De toon is gezet voor een tiendaagse wandeling langsheen de Via Monastica.
Bij vertrek zijn de grenzen naar onze buurlanden nog gesloten. We volgen de Grote Nete. De rivier slingert zich door het Pallieterland en waar je aanvankelijk nog stapt op een geasfalteerd jaagpad, krijg je vanaf brasserie t’Boekt gravel of op de linkeroever een aarden weg onder de voeten. Zalig wandelen is het ondanks de hitte.
Op dag twee worden we enkele kilometers voor Tongerlo overvallen door een hevig onweer en vermits het gastenverblijf in de abdij nog gesloten is, belanden we doorweekt op het Dorpsplein van het aanpalende Westerlo en even later in het eerste het beste hotel op het dorpsplein. €150 voor een nachtje in een doodgewone kamer is wat overdreven, maar veel keuze hebben we niet want we beginnen snel af te koelen. Voeten en benen willen ook gewoon rust.
De volgende ochtend stappen we door bos en hei, over prachtige paden van Westerlo, via de Abdij van Averbode (ook daar is het gastenverblijf nog gesloten) naar Scherpenheuvel. Het ontvangstcentrum is ook hier dicht, maar overnachten lukt gelukkig wel in een stijlvol, sober kamertje van de oude Urselinenschool. De route loopt verder door het Hageland richting Tienen. We vergapen ons aan het ongerepte van het platteland. Tienen is een leeglopende stad, wordt ons door enkele lokale bewoners verteld en toch is het een bezoek meer dan waard. Voor wie ‘De Vergeten Straat’ van Louis Paul Boon heeft gelezen, is een overnachting bij Jan in een oude arbeiderswijk in Grimde, geprangd tussen de Suikerraffinaderij van Tienen en de Cintrique Belge, een must. Er hangt een geurtje, maar de sfeer is authentiek en de kamer in één van de arbeiderswoningen in een doodlopende straat is stijlvol, proper en meer dan zijn geld waard. De volgende morgen worden we door een oud-koloniaal opgepikt en doorheen de stad gegidst. Hij neemt ons mee naar de kapel van OLV ten Steen en even verder naar de afgebrande Begijnhofkerk, waar hij als kleine jongen school liep in het aanpalende gebouw.
Via Hoegaarden belanden we op de Ravel en gaat het letterlijk in één rechte lijn richting Namen. Het wordt een zware tocht voor voeten, benen en rug en als blijkt dat onze overnachting in een oud station langs een andere Ravel op 15km van Eghezée in Thorembas-St-Trond ligt, zakt ook de moed ons in de schoenen en arriveren we drie uur later (21u) uitgeput op onze bestemming. Er staat die dag 36km op de teller!
Namen en zeker de universiteitswijk is een vibrante plek. Gezellige bars en interessante musea. Het TREM.a bezit een relikwie van een voetbotje van Jacobus Maior en nog andere middeleeuwse schatten. Het Musée Rops kan moeilijk meer contrasteren, maar is zeker ook een bezoek waard voor al wie houdt van controverse en een rijke fantasie heeft.
Verder is het een toeristische wandeling langs de Maas. Aan de overkant lijkt het gras altijd groener als je weer naast een drukke weg wandelt en de auto’s langs je heen razen. Even voorbij Dinant en Anseremme passeer je de rots van Freyr. Daar duik je de bossen in en wordt de route terug mooier en avontuurlijker, zeker als je de schelpen mist en op een zware GR beland. Twee uur later bereiken we terug de oever van de Maas op nog geen km van waar we de rivier verlaten hebben. In Hastière is het goed geweest en draaien we moe maar tevreden terug.
Overnachten blijft een probleem. Zoals de experten hun dagelijkse cijfers en bevindingen/richtlijnen in tijden van Corona meegeven aan de bevolking, zo hebben ook wij met ‘voortschrijdend inzicht’ deze tiendaagse afgewerkt. Het was mooi, warm, zwaar en interessant…een ware Via Corona!





