Bij de grens van Malawi naar Mozambiek krijgen we nog eens het echte Afrika te zien. De immigratie meldt dat we voor een visum terug naar de ambassade in Blantyre moeten. In 2015 hoefden we zelfs geen visum en nu was ons verteld dat het aan de grens ook kon. Na wat aandringen wordt dan toch de hele procedure opgestart alsof het om stoommachine gaat. Buiten wordt eerst de generator aangezet, dan binnen de computer. Vijf keer worden vingerafdrukken genomen. Nog even niet vriendelijk in de lens kijken voor het fotootje en na een uur wordt het visum afgedrukt. Blijkt er vervolgens geen papier in de printer te zitten en worden na enkele pogingen de scheefgedrukte exemplaren geknipt en geplakt tot er in mijn paspoort iets staat wat op een visum moet lijken. Heel zeker zijn ze zelf niet van het resultaat en of dat wel zal volstaan om het land probleemloos door te rijden en de gebruikelijke roadblocks te passeren. Ze vragen welke route we plannen en of we die niet kunnen wijzigen. In het noorden zijn in 2016 wat schermutselingen geweest en is er een compromis uit de bus gekomen waarbij de regio een zekere mate van zelfbestuur heeft gekregen. Het komt erop neer dat als we de grens in de Tete-provincie terug oversteken, hij met een paar telefoontjes onze doorsteek wel kan veiligstellen. Rijden we verder zuidelijk de grens over in Mutare, wat eigenlijk het plan was, dan kan hij niks garanderen. Na twee uur herhaalt het hele proces zich om Chris aan een visum te helpen. Nog eens twee uur verder krijgen we te horen dat het niet gelukt is en er zelfs niks wat op een visum lijkt bijeen te knippen en te plakken valt. Uiteindelijk verplicht hij ons te beloven dat we de grens in Nyamapanda zullen overrijden. Ondertussen is de zon aan het zakken en rijden we het laatste uur in complete duisternis op een redelijke weg, maar met tegenliggers, die standaard met de grote lichten aan of slechts één schijnwerper op je af komen gereden, is het uitkijken, doodsgevaarlijk en soms zelfs blindelings rijden. De bermen zijn diep. De randen van het asfalt verhakkeld. Veiligheidshalve nestel ik me achter een vrachtwagen en hou me verscholen in het zog van deze trage kolos tot de lichtjes van Tete in de verte opdoemen. Zweten is het in de stad die nat en vuil ligt te rotten langs de machtige Zambesi River. Als de deur van het kamertje in het Tete Motel, waar we de nacht willes nilles gaan doorbrengen, openzwaait en de airco om negen uur s’avonds 32°C aangeeft, vragen we Sardinha, de schriele manager, vriendelijk maar met aandrang eerst het ding aan te zetten voor we beslissen hier echt de nacht door te brengen. Met één visum en plakkend nat van het zweet ploffen we op het bed, trekken we liggend de kleren van het lijf en wachten we roerloos tot een koel briesje vanuit de airco in onze richting waait en zo onze bezwete lijven droogt en traag maar zeker afkoelt. We zijn veel gewoon. Drie weken Brazzaville en vier weken Lomé worden terug levende herinneringen. Dat was pas een test voor lichaam en geest! Het enige verschil is dat we daar enkel moesten wachten op een visum dat niet kwam. Nu niet of slechts half. Chris is illegaal in het land en haar achterlaten aan de grens is geen optie, hoe mooi en leuk Malawi ook is!? Samen uit, samen thuis…

“I’m Glace”, zegt de mooie, vriendelijke jongedame aan de receptie van de Monkey Bay Beach Lodge. What’s in a name? We zien een oude koloniale woning, met een terras dat uitziet op de vervallen haven van Monkey Bay en een paar gestrande schepen. Boma aan de Congo-rivier gaf dezelfde aanblik, maar dit is Malawi en het meer van… . Wat riet en een paar korrels zand zeggen ons dat dit Bilharziagebied is en dus geen beach om te liggen zonnen en zwemmen. Nice to meet you too Glace or is it Grace? Yes, I’m Glace! We zijn al wel wat loadblocks gepasseerd in Malawi en hier slashen ze nog het glas met de hand langs de kant van de load. De wegen zijn overigens keurig en goed berijdbaar. “Tonight we have chicken or chambo with lice.”, voegt ze er nog vrolijk aan toe, zodat onze harten nog meer smelten voor Glace en Malawi in zijn geheel. Die avond doen we een avondwandeling door de lice-velden en naar een afgelegen vissersdorpje en drinken we als afsluiter van weer een leuke dag een koele Carlsberg met het zicht op de binnenvarende Ilala, de enige overblijvende veerboot op het meer. Het afgeleefde schip verbindt de stadjes langs het meer en is een legende op zich. John, de gebochelde filantroop die hier vanavond laat in de lodge-met-zicht-op-de-haven met een teveel aan bagage kwam binnengestrompeld, gaat morgen voor een week met de boot het meer rondvaren. Ian, rondtrekkende leraar engels, biedt John na het ontbijt een lift aan. Voor de gelegenheid stap ik mee in zijn huurwagen. De achterruit is dichtgeplakt met een zwarte vuilzak, de aandrijving linksvoor kraakt bij elke beweging van het stuur en bij aankomst aan de haven blijkt bovendien dat zijn rechtervoorband plat staat. John heeft zich een beetje misrekend en als we hem een minuut later op een fietstaxi door de haven zien rijden, vertrekt ook de Ilala uit de haven. Te laat! Ian en ik wandelen rustig richting aanlegkade om wat fotootjes van de uitvarende boot te nemen. Plots zien we John heftig zwaaiend in onze richting lopen roepend dat de boot alsnog terugkeert maar dat zijn bagage nog in de auto ligt. Weer 5 minuten later komt Ian met zijn verhakkelde huurwagen op de kade gereden en ligt de Ilala terug aan de kant. Vier sterke armen trekken onze filantroop de reling over en weg zijn ze. Op het bovendek staan de kapitein en enkele toeristen, daaronder bevinden zich de kajuiten. Benedendeks zitten de lokalen opeengepakt hun potje te koken. Mr.Bean in Afrika!
