De Zebrabar ligt op de rand van een landengte langsheen de Senegal. Het witte zand strekt zich eindeloos voor ons uit. Pelikanen, neushoornvogels en andere species waarvan we de namen nog niet kennen, vliegen om ons heen. Het is het stukje Afrika waar de drukte, het vuil en de chaos van de steden niet lijkt te bestaan. De camping wordt verder opgevuld met een Mercedestruck van leuke Oostenrijkers op de terugweg, met Nederlanders onderweg op onze route en met het kleine 123-tentje van Matt die al enkele keren ons pad kruiste. Een koppeltje Spaanse ornithologen verblijft in één van de hutjes langs het strand. De sfeer is ongedwongen en joviaal. Nederlands, Engels en Duits mengen zich al even vanzelfsprekend in de boeiende conversaties. De verhalen van komen en gaan, de normale problemen bij de grensovergangen en de ideale routes worden besproken.

Een enorme truck komt de camping opgereden. Hij rijst als een groot monster boven de rest uit. Het is een dubbelasser, drie meter hoog met tutti quanti-uitrusting voor een reis door een tropisch oerwoud. Onze vehikels verdwijnen in het niets bij de verschijning van deze tank. Vanuit de cockpit komen enkele figuren de trap af naar de begane grond. Ze ogen vermoeid, komen waarschijnlijk van heel ver, vandaag. Ze komen onze richting uitgesleft. Het gesprek valt stil. In het Duits vertellen ze de groep dat ze net terugkomen uit de Casamance, het diepe zuiden van Senegal, waar men de controle een beetje kwijt is en het af en toe wat onrustig is. Zeguinchor, de hoofdstad, is een echt dievenhol en kapotgeleefd. De straten liggen er open, de mensen lijken uit de onderwereld opgestaan.

Enfin, de Duitsers vertellen ons dat ze er de vorige nacht, tijdens hun slaap, zijn beroofd. Ze liggen drie meter boven de grond, hoog en droog in hun buitenmaatse overlander. Het muskietengaas is opengesneden en alle electronische apparatuur werd hun ontvreemd. De verdeling van de rijkdom!
Ze hebben het duidelijk gehad, hier in Afrika! Alles wat ze te vertellen hebben is negatief en dus loopt ook alles fout.
Ondertussen rijdt nog een witte uitgebouwde Landrover-met-ophefdak het parkeerterrein op. Twee jonge dertigers stappen uit. Ook zij ogen vermoeid, zijn op de terugweg en hebben de laatste dagen met de huiswaarts kerende Duitsers opgetrokken. Iets te lang, denken we, want de negatieve verhalen stapelen zich de rest van de avond op. Naarmate de tijd vordert, vult de tafel zich met dikke, lege flessen Gazellebier. Één zo’n fles heeft een inhoud van 63cl en een alcoholgehalte van 4,2%. Te licht, zo blijkt, want de sfeer blijft ernstig en somber. Ik richt me tot de ornithologen en vertel hen dat mijn lievelingsdier de Fisheagle is en dacht zijn roep vanmorgen bij het opstaan gehoord te hebben. Hij gooit enthousiast een ex. van The Birds of The Senegal and The Gambia op tafel en toont trots een afbeelding van mijn visarend. Ze zijn gesponsord door een Belgische NGO, gestationeerd in Oostende, en mogen hier gedurende drie maanden langs de Langue de Barbarie vogelspecies afturven. En dus, vertellen ze mij, hebben we zo een groep van wel dertig visarenden ontdekt. Matt, de jonge Brit van London, kijkt ons met lachende oogjes aan en vind het leven zó duidelijk mooi. Hij dringt onze vogelconversatie binnen en meldt dat hij wel meegaat tot in Dakar, maar niet doorreist naar Gambia, want de andere jonge Britten vertelden hem net een verhaal van twee Spanjaarden, met de fiets onderweg door Afrika, die enige dagen terug aan de Gambiaanse grens waren vastgezet omdat ze in hun reisapotheek tranquilisers hadden zitten, op voorschrift van de dokter, maar illegaal in Gambia.

S’morgens aan tafel heerst een geladen stilte. De Oostenrijkers verlaten met spijt zwart Afrika. De Duitsers gaan naar Bali en niet naar Mali tegen de Kerst, met het vliegtuig. Matt stapt achterin en we rijden achter de Landrover richting Dakar en dan Mali, Burkina,…
Yes, it’s not impossible!